VURHALEN
HET VERHAAL VAN
"GERARD GASTON REMERY"
Gerard Gaston Remery werd op 17 mei 1892 in Zuiddorpe geboren als oudste zoon van een gezin en zijn vader was onderwijzer aan de openbare school in Zuiddorpe. In 1894 verhuisde het gezin naar Koewacht omdat zijn vader hoofd van de openbare school in Koewacht St. Andries werd. Gerard had zes broers en acht zussen. Hij ging leren voor onderwijzer. In juni 1912 vertrok Gerard naar Nistelrode omdat hij daar een aanstelling kreeg als onderwijzer en daar leerde hij Elizabeth van der Ven kennen, zij was de dochter van de burgemeester. Zij trouwden 26 april 1920 en kregen samen 9 kinderen, 5 dochters en 4 zonen. Het gezin woonde eerst in Asten op het Koningsplein en later in de Burg. Wijnenstraat. Vanaf 1912 was hij eerst als onderwijzer verbonden aan de lagere school te Nistelrode. Bij het begin van de mobilisatie in de eerste wereldoorlog als gewoon militair in dienst is gegaan en sindsdien bevorderd is tot de rang van officier. Op 15 februari 1918 keerde hij weer terug in de functie van onderwijzer. In het eerst volgend examen slaagde hij voor de hoofdakte gevolgd door de 2 jarige studie voor landbouwleraar die in Boxtel werd gegeven. Van 1922 tot 1947 was Gerard hoofd van de openbare lagere school in Asten. Daarnaast gaf hij les aan de landbouw huishoudschool in Lierop, eerst parttime en vanaf 1949 kreeg hij een volledige dagtaak met het geven van Algemeen Vormend onderwijs aan leerplichtige leerlingen. In 1929 werd Gerard gevraagd om die lessen te geven aan de RK landbouwhuishoudschool Nazareth in Lierop, ook wel de boerinnenschool genoemd. De school was in 1911 door pastoor Offermans gesticht om de algemene en landbouwtechnische vorming van toekomstige boerinnen te verzorgen, "boerenmeisjes in alles eene haar passende opvoeding te geven en haar te vormen tot godsdienstige en werkzame moeders, huisvrouwen en boerinnen". Gerard heeft de beide wereldoorlogen bewust meegemaakt. In de eerste wereldoorlog als officier tijdens de mobilisatie. Na de oorlog was hij jarenlang commandant van de Vrijwillige Landstorm. Voor en tijdens het uitbreken van de tweede wereldoorlog was hij hoofd van de Luchtbescherming in Asten. Na de bevrijding van ons land boven de rivieren was Gerard een van de harde werkers bij de organisatie van de Hark (Hulp Actie Rode Kruis), een materiele hulpverlening uit het Westen. Vanuit de Zaanstreek werden grote partijen meubelen en huishoudelijke artikelen naar Asten verzonden. Gerard werkte vaak in zijn eigen tuin en bracht zoveel mogelijk in praktijk wat hij aan anderen leerde. Regelmatig gebruikte hij stukjes grond als een proefveldje, daarbij werd onderzoek, voorlichting en onderwijs op een eenvoudige wijze gecombineerd. Als de resultaten goed waren toonde hij met trots de producten aan degenen die hij tegenkwam en maakte een praatje, als hij van zijn buitentuin naar huis ging. In 1957 ging Gerard met welverdiend pensioen. Buiten het onderwijs deed Gerard ook veel voor de gemeenschap. Bijna 20 jaren was hij bestuurslid van de harmonie St. Cecilia en secretaris van het comité dat festivals, concoursen e.d. organiseerde. Ook menig Koninginnefeest heeft hij mede doen slagen en in verscheidene comite's had hij zitting zoals o.a. in 1935 bij het zilveren ambtsjubileum van wijlen burgemeester Wijnen. Vele jaren stond hij aan het hoofd van de commissarissen van de orde van de Sacramentsprocessie. Op 26 april 1963 ontving hij voor de vele diensten door hem aan de gemeenschap en kerkelijke instellingen bewezen, de pauselijke onderscheiding van het ridderschap in de Orde van de H. Sylvester. Gerard Remery was een geboren lesgever, foto onder uit zijn tijd dat hij leraar was in Nistelrode. Gerard was geen autoritair iemand vol gezag maar vriendelijk en innemend. Wat ik me van hem herinner is dat toen hij en zijn vrouw 50 jaar getrouwd waren wij met ons orkest the Secrets op hun feest in het gemeenschapshuis gespeeld hebben, dat was in 1970. Gerard is overleden toen hij 87 jaar oud was.
HET VERHAAL VAN
"TOON EN LENA VAN HOEK - BELLEN"
Ik ga nog maar 'ns terug naar 'n paar van vroeger dat in d'n Driehoek, tegenover de klokkekgieterij in zo'n klein knus huisje woonden. Ik kan dat weten want we maakte daar van de firma Gielen 'n nieuw dakbeschot en nieuw dak op. En elke keer als we pauze hadden kregen we koffie en 's middags ook nog soep. Antoon van Hoek werd geboren op de Markt in Asten, Markt 4 en dat was op 14 juni 1903. Het geboortehuis moest toendertijd worden afgebroken want het moest wijken voor het nieuwe gemeentehuis. Na zijn schoolperiode ging hij thuis mee aan het werk als kuijper, zijn moeder wilde de graag hebben want z'n vader was al vroeg gestorven. Hij heeft veel gewerkt bij Eijsbouts en heeft daar vier generaties Eijsboutsen meegemaakt. Hij begon 's morgens om zes uur en werkte er tot half acht 's avonds en daar kreeg hij toen 2,50 gld voor... later toen hij 18 jaar was verhoogd naar 19,50 gld en toen hij trouwde kreeg hij 22,50 gld. Hij werkte er 49 jaren en ging genieten van zijn welverdiende rust. Maar we gaan terug naar de oorlog van '14 - '18... toen kwam bij er 'n 16 jarige Duitse schone op bezoek bij Toon z'n tante, die dame viel Toon meteen al op en toen de oorlog was afgelopen kon hij het niet laten om die "mooie Duitse" nog 'ns te gaan zoeken in Duitsland. Daar trof hij de inmiddels echte dame geworden schone aan: Lena Bellen was haar naam, geboren op 7 juli 1899 in Oberhausen, ze had 'n Duitse vader en 'n Nederlandse moeder. Dat bezoek van toen kreeg 'n tegenbezoek van Lena en Lena stond te wachten bij de kazernepoort in Blerick Toen Toon de wapenrok verwisselde voor 'n burgerkloffie. Van het ene kwam ook het ander en op 1 september 1931 zijn ze getrouwd. Toon hield van klokken, hield ook van koorzang en muziek en samen maakten ze vele uitstapjes. Toon was lange tijd lid van Astens mannenkoor, vanaf de oprichting zelfs. Ze hebben allebei 'n behoorlijke leeftijd gehaald... waren weinig ziek. Toon is overleden op 14 februari 1989, hij was toen 85 jaar oud. Lena werd 96, overleden op 15 december 1995. Ik vond het echt reuze mensen.
HET VERHAAL VAN
"MARINUS EN LENA ENGELEN - HAAZEN"
Wij, de jongeren van vroeger kende deze twee erg goed want we kwamen er wel 'ns omdat je er lindenbloemetjes kon inleveren, "lijnebluumkus" tegen 'n kleine vergoeding. Wie waren Marinus en Lena eigenlijk? Toen marinus jong was hadden ze het thuis niet erg breed maar dat had bijna niemand toen. Het was altijd werken geblazen. Zijn ouders kwamen uit de Kommerstraat in Someren waar ze 'n winkel hadden. Het was 'n soort "supermarkt" want je kon er duizend en een verschillende artikelen kopen maar 'n groot deel van de inkomsten zat toch in het handelen... langs de deuren je spullen proberen te verkopen en daar was Marinus goed in. Hij voer met zijn ponykar stad en land af om de huishoudelijke artikelen te slijten en ook eetbare producten. Lena was geboren op de Achterste Diesdonk en was drie jaar jonger als Marinus. Lena had haar moeder verloren op erg jeugdige leeftijd en werd opgevoed bij 'n tante in Heusden. Op Heusden heeft Marinus haar ook leren kennen... hij was wel niet echt op zoek naar 'n meisje maar hij kreeg kennis met haar toen hij aan het zoeken was naar winterturf en daardoor begon er iets te branden tussen de twee. Nadat ze waren getrouwd gingen ze wonen in Heusden in 'n boerderijtje want ze hadden nog al wat koeien, maar Marinus zag meer in zijn handeltje en ze besloten te verhuizen naar "dun Himmel" en daar paste de twee wel.. ooit zei Marinus hierover: "Als engelen in de Hemel, kan het hierboven niet beter worden"... beiden hielden wel van grapjes maken. Marinus ging handelen in kleding en textiel en dat kwam in de oorlog ook goed van pas want er werd veel geruild, dat was goed voor de boeren maar ook voor de familie Engelen.. Lena heeft ook niet veel anders gedaan dan werken... zo ging dat vroeger. Samen kregen ze 9 kinderen waarvan ik de meeste wel ken... Mijn zusjes Ellie en Jo waren vriendinnen met een van de dochters van Lena en Marinus... dat was Truus. Voor mij blijven ze in de herinnering als de kopers van de Lindenbloempjes die wij veel hebben geplukt want wij hadden zo'n boom voor ons huis staan maar niet alleen bij ons, ook bij Zegers, Kerstens, Cortenbach, van Heugten en van der Loo hadden 'n boom voor het huis en daar plukten wij ook van maar ook van de familie die 'n grote houte "keet" achter het huis hadden staan. Ze hebben samen met hun kinderen en kleinkinderen ook hun 50-jarig huwelijksfeest gevierd.
HET VERHAAL VAN
"ANTOON EN TIL VAN ASTEN - TOEMEN"
Wij kennen Antoon van Asten het beste als misterke van Asten.. jarenlang stond hij aan de scholen in Asten, 43 jaar om precies te zijn. Antoon komt eigenlijk uit Heeze en daar is hij ook getrouwd. Hij werd geboren in 1910 als zoon van 'n molenaar en eigenlijk zou Antoon ook molenaar worden maar omdat zijn moeder vroeg was overleden gingen de drie kinderen van Asten naar Belgie naar de kostschool en daar koos Antoon de richting van het onderwijs... zijn twee andere broers werden priester. De molen die nog steeds in Heeze staat, St Victor, werd verkocht omdat zijn vader toch geen opvolger had. Na twee maanden in Oirschot te hebben gewerkt werd hij benoemd aan de Lagere School voor jongens in Asten en het was ook wel handig dat hij toen vrijstelling kreeg van de diensttijd. Toen mister van Asten voor zijn eerste werkdag naar de jongensschool kwam op de markt, dat was op 1 februari 1931, werd hij aan de leerlingen voorgesteld door het hoofd van die school, mister Hoes. Van meester Hoes heb ik nog 'n paar weken les gehad toen hij inviel voor de zieke juffrouw de Vent. Meester Hoes sprak toen de woorden: Dit is meester van Asten, die kwam vanmorgen met de bus van van Asten, van Asten naar Asten. Na enkele jaren kreeg mister van Asten "Irste klas" en die heeft hij altijd weten te behouden, tot aan zijn pensionering toe. Toen ging het er nog heel anders aan toen, klassen met soms wel 60 leerlingen waren toen geen uitzondering en in de eerste 23 jaar heeft hij gemiddeld 53 leerlingen in de klas gehad. Al;s je dat zo'n beetje om zou tellen kom je al uit op zo'n 1750 leerlingen die hun eerste basislessen van hem hebben gehad. Het onderwijs was toen nog heel anders als nu het geval is... mister van Asten zei hierover: "Ik klôtte soms mer wa an"... Het kon ook niet anders met zoveel leerlingen in èèn klas. Mister van Asten heeft zich altijd ingezet voor het verenigingsleven. In Heeze was hij medeoprichter van de voetbalclub en in Asten is hij een van de mensen die 50 jaar lid zijn van NWC. Nadat hij er ooit bestuursled van was werd hij voorzitter in de periode van 1937-1944. Hij werd door NWC benoemd tot erelid iets wat hij ook werd bij de Heemkundekring in Someren/Asten en ook die van Heeze/Leende/Zesgehuchten. Een van zijn grote hobby's was dan ook de heemkunde en zocht hij de stamboom uit van de familie van Asten en hij kwam er achter dat zijn oorspronkelijke familie dan ook afstamde van Asten en gaat hij hier terug naar 1585. De andere hobby's van Antoon waren biljarten, schaken en bridgen en hij was 'n echte postzegelverzamelaar. De vrouw van Antoon, Til van Asten - Toemen was de dochter van 'n bakker in Heeze. Til had het in het begin druk met de opvoeding van haar zeven kinderen, èèn jongen en zes meisjes.... ze was in 1937 met haar man naar Asten gekomen. Maar ook Til zat niet stil want ze heeft zich 17 jaat ingezet voor het Rode Kruis en een van haar hobby's was dezelfde als van haar man: bridgen. Wat ikzelf nog weet van misterke van Asten? Ik weet nog dat wij als kleine jongens in de kerk op de kleine houten knielbankjes moesten zitten, de jongens rechts en de meisjes aan de linkerkant van het altaar. Het was daar altijd druk en je mocht er niet praten of dingen doen die niet hoorden. Naast die knielbankjes stond 'n bidstoel voor een van de lararen van 'n school die om beurten de jongens in de gaten moesten houden... zo ook mister van Asten. Ik zie hem daar nog altijd zitten en met zijn vingers knippen als er iemand zat te praten. Nee straf kreeg je niet van hem want we zaten niet op de school waar hij les gaf. Of de jongens die bij hem in de klas zaten dat wel hebben gekregen weet ik ook niet. Ik heb wel vaak gehoord dat het "un goei misterke waar". Antoon en Til zijn getrouwd op 'n beetje 'n rare dag: 1 april 1937. Til is overleden op 23 december 1990... mister van Asten werd 86 jaar, hij is overleden op 11 september 1996. Op de foto boven Antoon en Til toen ze 50 jaar getrouwd waren en onder mister van Asten rechts, in gezelschap van de meesters, Dibbits, Spoor en Jacobs.
MISTUR VÚ KIMMENADE
Jos van Kemenade, ofwel voor ons mister van Kemenade. Zoon van Driekske van Kemenade, de slager en een van de kinderen uit 'n rij van dertien. We kennen hem eigenlijk niet zoals op de foto hiernaast want toen we er les van kregen was hij nog maar 'n jonge leraar... nog niet getrouwd. Ik kwam bij hem in de eerste klas zitten in 1951, Jos van Kemenade was toen 27 jaar oud. Ik denk dat de meeste kinderen die op Voordeldonk les van hem hebben gehad hem een van de allerbeste vonden die er les hebben gegeven. Nu moet ik wel zeggen dat ik alleen van hem, van juf de Vent en mister Rombouts les heb gehad en daar waren de mannelijke leerkrachten wel de goeie vond ik. Juffrouw de Vent? Iedereen weet wel hoe ik over haar denk. Mister van kemenade was de opvolger van mister Biemans.. In 1951 kwam hij lerares Beppie Gerolds tegen waar hij twee jaar later mee trouwde... ze bleven nog 'n hele tijd in Asten wonen op de Kruiskensweg. Jos kreeg 'n nieuwe baan in Etten-Leur en ik herinner me zijn afscheid op school nog goed... ik zat toen in de vijfde klas dus zal dat zo ongeveer in 1955 of 1956 zijn geweest. Hij had ook hobby's... voreger in Asten was hij bij de verkenners als leider, maar hij hield ook van duiven, kanaries en konijnen en hij kweekte zelfs Fazanten, kippen en kalkoenen. Na het overlijden van zijn Bep was het moeilijk om zijn broze lichaam te versterken... langzaam vervloog die hoop... Ik moet nog altijd terug denken aan de tijd dat ik bij hem in de klas zat... de eerste klas toen ik 6 was en in de vierde toen ik 9 was.. Natuurlijk zijn er ook wel dingen op te noemen waar ik niet zo blij mee was... maar bij mij is en blijft mister van Kemenade altijd nog de fijnste "peer" die we op de Vorreldonkse school hebben meegemaakt. "Bedankt mister vur die schônen tijd"...
HET VERHAAL VAN
"ANTOON EN LIESA VAN DE WAARSENBURG - SLEEGERS"
Deze twee lieve mensen ken ik wel erg goed want ik ben er jarenlang gekomen toen ik kameraad was met een van hun kinderen, Henk van de Waarsenburg. Antoon en Lieske woonden toen in de Hoogstraat maar gingen later weer verhuizen naar de Molenweg nummer 10, vlakbij waar ze vroeger ook al hadden gewoond dat was waar later Schriks drukkerij kwam. Antoon, "Tôntje", werd geboren op 9 februari 1905 op de Leensel en dat lag korter bij Liessel dan bij Asten maar toch gingen ze naar Asten naar de school en ook naar de kerk. Toen hij van school kwam moest hij net als zo velen toendertijd meteen gaan werken want er moesten centjes worden verdiend. Hij werkte bij 'n boer en later ging hij werken in de constructiewerkplaats bij d'n DAF. Tot hij werd aangenomen bij bakker Slaats waar hij zo'n 17 jaar lang met de broodmand rondliep om brood etc te bezorgen. Inmiddels had Antoon ook Liesa leren kennen, Lieske kwam uit Zeilberg. Hoe dat gebeurde? Nou dat was volgens Antoon best eenvoudig, Z'n broer ging niet graag alleen naar haar zusje toe en hij nodigde Antoon uit om mee te gaan naar die familie want er was nog 'n meisje daar in huis die nog geen verkering had. "Enzo ist gekomme"... Zo gingen ze dus samen "vreije" in hetzelfde gezin. Na 'n jaar of vijf vonden ze het welletjes en gingen uitkijken naar 'n huis en dat was niet zo moeilijk want bakker Slaats had net 'n nieuw pand gebouwd. Het oude mochten Antoon en Liesa huren. Het trouwen ging toen ook heel bijzonder... Ze trouwde op 19 januari 1932, 's morgens om 9 uur in de Zeilberg en na de bruiloft stapte Antoon 's nachts nog op de fiets, Lieske er achterop met alle kadootjes die ze hadden gekregen en ze fietsten naar de Molenstraat, nu Burg. Wijnenstraat schuin tegenover bakker Slaats. Dertig jaar hebben ze op die plek lief en leed gedeeld, later verhuisde ze naar de Hoogstraat en weer later naar de Molenweg meteen vooraan in de eerste blok. Armoe hebben ze ook gekend net als de meeste families toendertijd, maar ze hebben zich er altijd kranig doorheen weten te slaan. Hun hobby's, het samen doen van het huishouden en in de zomer hadden ze kippen en konijnen maar voor de winter gingen die weg want Antoon ging niet in de kou zitten prutsen. Dat het huishouden zijn grootste hobby was kwam omdat hij 'n broer had die hem dat had geleerd want die vond het te duur om 'n meid te huren die dat werk voor hem deed... Dat was toch 'n rare volgens Antoon want die zorgde er vroeger wel voor dat je 's zomers om vier uur langs je bed stond. Prachtige verhalen... Leuke bijkomstigheid die ik voorheen ook nooit heb geweten, Antoon was de broer van Miet van de Waarsenburg die altijd in de Hemel hebben gewoond want ze was getrouwd met Hein van der Wallen, ons allemaal wel bekend. Op de foto boven zie je Antoon en Liesa even aan het "gekken" want ze waren wel "in" voor 'n geintje, rechts mijn kameraad Henk bij de auto die Antoon kocht en waar Henk in mocht rijden als hij zijn ouders altijd maar wegbracht en kwam halen als ze dat graag hadden. Linksonder het huisje op de Leensel waar Antoon is geboren en onder Antoon en Liesa toen ze 50 jaar waren getrouwd.
HET VERHAAL VAN:
"TOON HURKMANS"
Ik zeg wel altijd dat ik alles weet maar toch sluipt er af en toe iets voorbij wat ik weer niet het fijne van weet. Zo ook iets over Toon Hurkmans, ik wist dat hij ooit vrijwilligerswerk heeft gedaan maar dat weet ik pas sinds 'n goed jaar. Ik zag 'n mooi verhaal op facebook over Toon als vrijwilger voorbij komen en heb hem gevraagd of ik dit mocht plaatsen en Toon stemde toe, vandaar dit verhaal. Ik zal je eerst even uitleggen wie Toon is. Hij is 'n zoon van Jan en Nel Hurkmans, ze woonden langs Jan Bosch, in de blok van twee waar eerder Jan Franssen had gewoond. Toon heeft drie zusjes en 'n broer. Toon vertelde me dat hij van februari tot augustus 1987 vrijwilliger was in Nicaraguar en werk deed daar als bouwvakker, zijn vader had me leren metselen en timmeren, hij deed veel verschillend werk, zeg maar alles wat er gedaan moest worden, voegen, betonijzervlechten (aardbevingsbestendig bouwen), stukadoren en schilderen. Ook vertelde hij me dit nog: "Daarnaast heb ik nog een hele diapresentatie gemaakt over het thema: Vervoer in Nicaragua. Daarvoor heb ik het hele land door gezworven (en ja, ook in de gevaarlijke zones geweest, wat natuurlijk erg gevaarlijk was - en bleek te zijn. Ik kom van de Hemel, en daar zijn ze niet bang, maar als de kogels om je oren fluiten, wordt je een heel kleine jongen!) en veel meegemaakt en gezien". Iedereen in Europa zeikt over de huidige stroom vluchtelingen, maar die had je daar ook. Mensen die op de vlucht sloegen voor het geweld en niks meer bezaten. Eén grote ellende en mijn hart brak ervan. De vluchtelingen nu maken hetzelfde mee. Tot zo ver over Toon zelf... hieronder zijn verhaal.
(Het volgende speelde zich af in Nicaragua in 1987)
Ik zat samen met Bienvenida, de moeder van het gastgezin bij wie ik gedurende zes maanden in huis woonde, 's avonds rond een uur of zeven buiten, genietend van de avondkoelte. Het was volle maan en de lemen huizen voor ons waren goed zichtbaar. We zagen José, Bienvenida's man, het huis naderen en hij plofte met een 'Oef!' vermoeid op een stoel. Hij had een vriend geholpen de sorghumoogst binnen te halen, een graan waar tortilla's van werden gemaakt. "Moe?" vroeg ik en hij knikte. "Het was meer dan we verwacht hadden", zei hij, "maar dat is goed, nu heeft zijn gezin te eten".
Bienvenida bracht drie koppen koffie en de koppen waren van plastic. We slurpten genietend van het hete brouwsel. Eindelijk hadden we dat weer in huis. Vanmorgen was een vrouw uit het dorp naar de stad Matagalpa geweest en had ettelijke kilo's koffiebonen ingeslagen, die ze later in het dorp weer doorverkocht. Veel verdiende ze er niet aan, maar het was een extraatje dat ze goed kon gebruiken. Veel vrouwen deden zoiets. Een vrouw bakte brood en verkocht daar delen van, een ander had een partij bakolie ingeslagen en was het zo kwijt. Bonen, rijst, uien - alles werd ingekocht en weer verhandeld. Bienvenida had laatst nog koekjes gebakken en de mensen stonden er voor in de rij. "Als het dan een goede oogst was, zul je wel wat extra's hebben verdiend?" vroeg ik. José keek me aan en begon te lachen. "Nee, nee" zei hij. "Ik heb hier helemaal niks aan verdiend." "Ja maar je zult toch niet voor niks hebben gewerkt?" "Het was een vriendendienst, Antonio." zei hij. "Ik help hem met de oogst en straks helpt hij mij. Zo werken wij hier. Van geld is geen sprake." "Ik begrijp het." zei ik. "Dienst - wederdienst en met gesloten beurzen." "Precies. Doen jullie dat in Holland ook?" "Soms. Maar meestal willen we uitbetaald worden - al is het ook je beste vriend." "Maar vrienden help je toch zonder daar meteen geld voor te vragen? En jij dan? Jij werkt hier ook zonder dat je er geld voor krijgt. Wat is dan jouw reden?". Ik gaf niet meteen antwoord, maar keek naar het bouwterrein wat verderop. In de maneschijn waren de eerste muurtjes voor de school goed zichtbaar. Een schooltje dat door zeven Nederlandse vrijwilligers werd gebouwd en dat werd gefinancierd door de Unesco en de Nederlandse Bouw- en Houtbond. Er was een half jaar voor uitgetrokken en als de materiaaltoevoer niet stagneerde zou het schooltje binnen vijf maanden helemaal klaar zijn. Mijn werken hier werd niet beloond, maar de rest tegelijkertijd weer wel. Een heleboel zelfs. Nicaragua had me verrast. Een mooi land en de mensen waren hartelijk en ontzettend gastvrij. In Los Rastrojos, het dorp waar wij werkten, was niks. Geen stroom, geen kraanwater, geen gas, geen sanitair - echt helemaal niks. Je werd als het ware 50 jaar teruggeworpen in de tijd. Adobehuizen van leem en daken van stro, golfplaten of dakpannen. Ons huis had golfplaten en dakpannen. Verlichting kwam van een candil, een diesellampje dat meer walmde dan licht gaf. Je behoefte deed je op de berghelling achter een struik en dat werd gauw genoeg opgesmikkeld door de loslopende varkens. Water haalde je bij de dorpspomp en het eten werd gekookt op lemen kacheltjes en houtvuur. Veel vrouwen kregen door het roet van die vuurtjes oogklachten. Ik leerde Spaans sneller dan ik verwacht had, maar zo gek was dat ook weer niet. Alle Hollanders zaten apart bij een gastgezin in huis en die mensen spraken alleen maar Spaans. Misschien was dat een van de bedoelingen: Spaans leren en integreren. Ik had het prima naar mijn zin, want mijn gastgezin bestond uit een geweldige vader en moeder en de kinderen waren rustige, vrolijke, speelse kinderen, die zonder morren hun huishoudelijke taken uitvoerden, zoals water halen, vegen, op de kleintjes passen of meehelpen op het land. Ze deden het goed op school, een vervallen gebouw naast het nieuw te bouwen schooltje.
De dorpelingen begonnen al aan ons te wennen. In het begin waren we als van een bijkans andere planeet, maar toen we wat beter werden in Spaans en gesprekken konden voeren, merkten ze algauw dat wij niks meer of minder waren dan zij. Goed, we hadden mooie kleren bij ons en camera's en rare dingen als walkmans; wij waren blank en blond en zij vrij donker. Dat vonden ze heel bijzonder. Maar toen ze na een tijd in de gaten kregen dat wij ook vloekten en poepten en grappen uithaalden of ziek werden, toen was de nieuwigheid er al gauw vanaf en werden we als gelijken behandeld, iets waar ik blij om was. Ik keek mijn ogen uit. Er waren vulkanen, regenwouden, meren. Het vervoer was allerbelabberdst, met overvolle bussen en gaten in alle wegen. Hoe vaak heb ik niet boven op een bus gezeten of op een bumper gestaan met mijn nagels achter het rubber van de voorruit. Treeplankzeilen noemden we dat. Auto's werden honderdduizend keer opgelapt met materialen van andere merken. Treinen hadden een gewoon onderstel met daarop een Bluebirdbus gelast. De machinist had een rond stuur en schakelde met een lange versnellingspook. Boten waren oud en versleten. En er was de oorlog. In sommige gebieden mochten wij absoluut niet komen. Daar zwierven de Contra's rond en die hadden de opdracht om elke blanke overhoop te schieten, want wij steunden de Sandinisten - hun vijand. Eén ding heb ik zeker geleerd van oorlog: er is gebrek aan alles en de gewone mensen zijn daar het ergst de dupe van. Niet geweld is karakteristiek voor oorlog, maar schaarste. Ik kreeg steeds meer bewondering voor het geduld en de verdraagzaamheid van de Nica's. Ze hielden de moed erin met slogans, veel grappen, baseball en dansfeestjes. Als er bier of rum was, moest je snel zijn. En discussiëren konden ze allemaal als geen ander. Dan keken ze je recht aan, sloegen de rug van de ene hand in de handpalm van de andere als om woorden kracht bij te zetten en pakten om de haverklap je arm of schouder beet. Dit soort fysiek contact vond ik leuk en deed dat na een tijdje zelf meer en meer. Later in Holland heb ik dat maar weer afgeleerd, want dat vond men maar eng.
Maar de meest bijzondere beloning kon ik op José's vraag wel beantwoorden: "La amistad." Zei ik. De vriendschap. Die was zo bijzonder hier, én noodzakelijk. Zonder vrienden redt je het in deze samenleving niet. Men heeft elkaar nodig om te overleven, zowel fysiek als geestelijk. Mijn 'ouders' knikten. Ja, dat was een goed alternatief voor geld. "Jullie en ik zullen altijd vrienden blijven," zei ik en dat is uitgekomen. Elke vijf-zes jaar ben ik teruggegaan en zag de veranderingen. Het gezin trok weg uit dat bergdorpje en ging in het dorp La India in een stenen huis wonen langs de hoofdweg van Sebaco naar Léon. De kinderen gingen studeren, trouwden, kregen kinderen. José stierf en Bienvenida bestiert nu alleen het huishouden. Haar jongste dochter woont nog thuis, maar werkt als sociologe verderop. Een aantal kinderen wonen dicht bij haar in de buurt en elke morgen rond half zeven stormen de eerste kleinkinderen het huis van hun oma binnen. Ze zijn nooit bang van me geweest. Zien me als een witte vriend van de familie, terwijl hun ouders me als een lid van de familie beschouwen. Ik vind het een kostbaar geschenk. Ik kreeg geen geld, enkel vrienden en dat is nu voor mij een van de belangrijkste dingen in het leven:
Vriendschap.
Dank je Toon voor dit prachtige verhaal... ik heb het nu al drie keer gelezen...
HET VERHAAL VAN:
"MARINUS EN LENA VAN EMPEL"
Wanneer ik terug denk aan de van Empelkus dan ga ik meteen terug naar m'n eigen jeugd... we speelden vroeger met vuur... hahahaha ja best wel gevaarlijk soms en om vuurtje te stoken kochten we petroleum voor in onze ondergrondse hut in de "Roojen Berg". Degene die toen in d'n Himmel en aangrenzende straten rond kwam was Marinus van Empel... voor ons "ut olliemenneke". Eigenlijk was hij van beroep zandvormer en ik denk dat dat was op bedrijven die 'n ijzergieterij hadden. Nu zet ik hier af en toe paren neer uit d'n Himmel die 50 jaar getrouwd zijn... zelfs 60 jaar maar dit keer dus 'n echtpaar die 65 jaar getrouwd zijn geweest: Marinus en Lena van Empel en dit keer dus niet uit d'n Himmel maar van d'n Bult, het Sint Jozefplein in Asten. Op het moment dat ze 65 jaar getrouwd waren had Marinus de leeftijd van bijna 90 jaar. Zijn vrouw Lena van Empel - Manders was toen 84. Het leuke aan dit alles is dat ze op het Sint Jozefplein al wonen sinds hun trouwen op huisnummer 4... Marinus woonde er trouwens al meer als 68 jaar. Meteen na de oplevering van de woningen door de Sint Jozef-woningstichting zijn ze er komen wonen en ze woonden graag nog op zichzelf. Lena heeft hulp in de huishouding maar ze poetste zelf altijd mee. Ze is geboren op 2 April 1904 en overleed op 12 maart 1998. Marinus werd 92 jaar oud, geboren op 29 augustus 1897 en is overleden 3 januari 1990. Ze hadden tien kinderen... Maria Christina, Maria Wilhelmina, Johannes Adrianes, Jana, Leo, Johanna, Jan, Leny, Martina en Mien. Jana trouwde met Cor Clevis die we kennen van cafe de Sport op de Markt en Leo trouwde met 'n engeltje uit d'n Himmel, Tonny van der Wallen. Johannes Adrianus overleed toen hij pas 5 jaar oud was. Veel weet ik niet over Marinus en Lena te vertellen alleen weet ik dat ze trouwde in augustus 1922. Ze zijn beiden oud geworden Marinus 92 en Lena 93 jaar. Foto boven is gemaakt op het Koningsplein en Marinus ken ik precies zoals hij daar staat... altijd de pet op.
HET VERHAAL VAN:
"DRIEK EN ANNA WELTEN"
Natuurlijk zet ik ook het verhaal van mijn eigen vader en moeder hier neer, Driek en Anna Welten van Bussel. Vanaf 1934 woonde ze in d'n Himmel en daar bleven ze 25 jaar wonen voordat we met de hele "bubs" naar de nieuwe Bloemenwijk verhuisden, de Rozenstraat. Die nieuwe huizen in de Rozenstraat, 11 stuks, werden aangewezen aan mensen die in de Macretewoningen woonden, de witte gebouwtjes aan de Molenstraat, en aan mensen die eindelijk wel 'ns 'n douche in huis wilden hebben en dat waren ook mensen uit d'n Himmel, uit die drie blokken van twee. Jan Zegers was al gaan verhuizen en naar Hemel 34 gegaan maar Tinus Cortenbach, Willem van Heugten en wij verhuisden naar de Rozenstraat. Mijn vader is geboren in de Emmastraat, toen was dat daar nog de Wolfsberg. Hij was de oudste van zes kinderen en had alleen hald broers en 'n half zuster, z'n vader was twee keer getrouwd nadat de moeder van m'n vader op jonge leeftijd was overleden. Na de lagere school ging hij naar Caron werken zoals zoveel mensen uit Asten deden, de strohulzenfabriek, later ging hij werken bij de Haspel, die lag in de Hemel, naast waar nu garage Bukkems is. Vervolgens ging hij naar de brood en koekfabriek van Sjang Hoefnagels, "de Drie Kronen" en daar bleef hij 25 jaar werken met alleen even 'n verplichte tussenstop bij de werkverschaffing. In 1951 ging hij naar de Vlisco en bleef daar tot aan zijn pensioen, toen gewoon 65-jarige leeftijd. Net zoals dat vroeger bij zovelen ging heeft m'n vader ons moeder leren kennen op de kermis. Ons moeder kwam eigenlijk van Meijel maar die heeft op veel verschillende plaatsen gewoond... Zeilberg en de Rips o.a. maar ze streken uiteindelijk neer in Heusden. Ons moeder was Anna van Bussel en had acht broers en zusjes. Ze werkten veelal op de boerderij thuis van haar ouders maar een keer per week ging ze met de fiets naar Roermond, samen met haar broers, om turf te venten. Om 5 uur op en 's avonds om 8 uur thuis, dat was toen ze rond de 20 jaar oud was. Toen ze 22 was ging ze naar Philips in Eindhoven en werkte er als controleuze van lampjes. Onze vader en ons moeder hebben vijf jaar "gevreeje" zoals men dat noemde en besloten toen te gaan trouwen... en trokken in bij de ouders van onze pa om 'n paar jaar later dit te verruilen voor 'n woning in de Hemel. Onze vader was 'n echte vakbondsman, iets wat "bazen" niet altijd in dank afnemen.. hij was medeoprichter van de Bakkersbond waarvan hij ook voorzitter is geweest. Hij zetten zich ook in voor de arbeiderspartijen... in de Astense gemeenteraad was dat samen met Piet Mennen en Toon Snijders. Ons moeder ging altijd graag kienen en als ze thuis kwam met 'n prijs zei onze vader altijd... goed zo... volgende keer maar weer gaan maar ohwee als ze niks had... "gij kaant nie kiene".... hahaha. Ons moeder lachte dan altijd heel smakelijk. Moeder was altijd actief op latere leeftijd, lid van het zangkoortje van de Vrouwenbond, ze was bij de gymclub, en de volksdansgroep en ze deed ook graag op de koffie gaan bij de buren. Vader is gestorven toen hij bijna 82 jaar was en ons moeder heeft later nog lange tijd bij m'n zus Annemieke in gewoond voordat ze naar Bartholomeus vertrok en op 85-jarige leeftijd ploteseling overleden is. We hebben er geweldige ouders aan gehad, ik zou geen andere hebben willen hebben... Ze zeggen dat ik van gezicht en in al mijn doen en laten op m'n vader lijk... dat klopt ook... en dat wil ik ook graag...
HET VERHAAL VAN:
"BERT EN MARIE HOEFNAGELS"
Natuurlijk kende ik ze ook want het waren echte Himmelse mensen... toen ik klein was woonde ze er al. Hoefnagels is 'n echte Astense naam en wat wil je ook van hun naam kom je al tegen in 1680. Ze hebben zelfs ooit 'n cafe gehad aan de Waardjesweg en er was ook 'n beugelbaan bij... maar dat zijn dingen lang voor mijn tijd. De vader van Bert woonde in de Wolfsberg en daar werd Bert ook geboren. Dat was op 30 mei 1910. Zijn vrouw Marie was twee jaar jonger als hij en Bert had Marie leren kennen zoals dat vroeger zo vaak gebeurde, op de kermis, Meijel kermis maar Marie zelf kwam van Helden Panningen. Na hun huwelijk gingen ze wonen in de Kerkstraat maar later verhuisde het gezin naar de Hemel... eerst woonde ze op nummer 26 in een van de woningen die na de oorlog zijn gebouwd tussen Jan Meulendijks en Willemke Leenen in. Nog later verhuisden ze naar de andere kant van de weg, huisnummer 27. Bert vond boeren niks en hij ging werken in de Peel, turfsteken maar ook schepen lossen... het maakte hem niet uit wat hij moest doen want hij moest geld verdienen voor zijn grote gezin.. Het gezin had 15 kinderen waarvan er eentje als kleuter is overleden maar 14 mondjes vullen viel ook niet mee. Net als zoveel families van toen kende ook het gezin Hoefnagels - Cauven geen grote luxe maar de kinderen hebben 'n fijne jeugd gehad. Moeder Hoefnagels was het grote voorbeeld in het gezin, ze had haar handen vol aan haar kinderschaar en daarbij heeft ze ook haar moeder nog 22 jaar tot aan haar dood verzorgd. Bert heeft tot aan zijn pensioen nog ruim 20 jaar bij de Vlisco gewerkt net als meer mensen uit d'n Himmel. Moeder Marie was ook bij de vrouwenbond waar ze alles voor deed wat in haar vermogen lag... ze werd er gehuldigd voor haar 40 jarige lidmaatschap, dat zegt wel voldoende. Ooit waren ze nog gast in 'n tv-programma van Hennie Huisman waar wij Astenaren allemaal vol aandacht naar hebben zitten kijken. Toen ze 50 jaar waren getrouwd was iedereen aanwezig... de 14 kinderen met aangetrouwden en hun 21 kleinkinderen. Als je zegt dun Himmel? dan denk je ook meteen aan de familie Hoefnagels... je weet wel van dat grote huis met die klein huisjes er tegenaan... dat zie je op de kleine foto... hierboven ook eentje van de laatste restjes nadat alles was afgebroken. Onder de familie bijeen bij het gouden huwelijksfeest. Echt schon.
HET VERHAAL VAN:
"TOON EN GERARDA VAN LOON"
Ze zijn allebei niet in Asten geboren, Toon is geboren in Liessel en Grarda, want zo noemde we haar altijd, in Meijel. Toon op 31 december 1910 en Grarda op 13 januari 1910. Toch is het wel "un Aastus paar" en ze komen uit d'n Himmel. De ouders van Toon woonden in Bluijssensbroek want daar waren ze vanuit 't Vreek in 1924 naar toe gegaan. Grarda kwam met haar ouders van Meijel naar Liessel en haar werk was "dienen" bij iemand op de Brand. Ze waren dus niet zo ver van elkaar af en zo kon 't gebeuren.... zeker als je 'n oogje op elkaar hebt. Bij boer Hoeben op de Brand, nu geddelte Venbergweg kwamen de twee bij elkaar, Toon als knecht en Grarda als meid en 'n klein huisje in de buurt van de boerderij werd hun onderkomen toen ze getrouwd waren en nu hadden ze de kost vrij en ze hoefde geen huur te betalen. Dat kwam goed uit want dan konden ze mooi sparen voor slechtere tijden... Toon verdiende 6 gulden in de week. Die slechtere tijden kwamen ook toen de crisistijd daar was en toen de oorlog voor de deur stond. Grarda moest haar baan opzeggen toen de kinderen kwamen. Iets extra's was er in die tijd niet bij t/m de eerste jaren na de oorlog maar dat was bijna bij iedereen zo. Er moest hard worden gewerkt voor de kost in 'n gezin met veel kinderen. Ook de van Loons was 'n groot gezin: Leo Nellie, Coby, Henk, Mieke, Piet, Gerard en Tonny. Toch zou het beter worden want Toon kreeg 'n baan bij de gemeentedienst en bleef dat bijna 30 jaar doen. Door zijn werk bij een van de grootste boeren in Asten, boer Hoeben leerde Toon alle soorten werkzaamheden waar ook rietdekken en veeslachten behoorde. Dat laatste kwam goed uit want Toon solliciteerde als controleur van de Rijks Voerselorganisatie waar hij toezicht moest houden op de voedselproductie. Veel van die opzichters toen moest men niet want er zaten fanaten bij maar Toon mat met de juiste maat maar kneep ook wel 'ns 'n oogje dicht. Ooit hadden de Schotten die zorgden voor de bevrijding het varken van Toon buitgemaakt maar dat nam niemand die Schotten kwalijk want die hadden ook wel zin in iets anders als ingeblikt voedsel. Bij 'n poging om hiervoor schadevergoeding te krijgen werd hij samen met Johnny Hoes, jaja die zanger, door de Amerikanen aangehouden omdat die dachten dat ze Duitsers waren. Door de grote mond van Hoes wisten ze zich uit die situatie te redden. Na de oorlog was de huisvesting 'n probleem maar ze hadden 11 weken bij de familie van der Steen onderdak genoten. Dat werden later zelfs hun buren want Asten kreeg twee barakken van het rode kruis en een ervan kwam achteraan in dun Himmel staan naast Toon van der Steen. Dat chalet kregen Toon en Grarda toegewezen en ze hebben er lange tijd gewoond en daar kennen wij de familie van Loon ook van... de houte barak met de waterput achter het huis. Ik ben er vaak geweest, ook toen ze in de Anjerstraat zijn komen wonen want ik bracht mijn ouders er met de auto naar toe als ze er gingen buurten want de van Loons waren vrienden van ons. "Onze vadder en ons moeder kwame dur ôk gér net als wij vruuger". Op de foto's, boven Toon en Grarda, midden de barak van achter het huis gefotografeerd en onder de familie met onder Grarda en Toon en v.l.n.r.: Henk, Tonny, Gerard, Nellie, Coby, Leo, Mieke en Piet.
HET VERHAAL VAN:
"JAN EN STIEN BOSCH"
Eigenlijk heet Jan ook nog Johan maar dat heb ik ook nooit geweten, wij noemden hem net als iedereen Jan Bosch. Hij werd geboren op 16 April 1908 en Stien, die werd geboren als Christien Prijs op 31 januari 1911 in Papenburg in Duitsland. Haar roepnaam was Stien. Jan kwam uit 'n Peelwerkersgezin waar hij een van de negen kinderen was, en van 'n echt Astens geslacht was. Toen hij 12 jaar oud was ging hij werken want dat was toen heel normaal. Zijn eerste baantje kreeg hij bij "dun IJzeren", 50 uur per week moest er worden gewerkt en het loon? 8 cent per uur, vier gulden in de week. Het was geen zuiver werk maar Jan deed het graag tot hij 'n keer de opdracht kreeg om paarden-drollen te gaan rapen. Gemalen paardenmest werd vroeger gebruikt in het bedrijf bij het mengen met kernzand. Dat kwam Jan op werkweigering te staan en hij stond op straat. Toen ging hij werken bij de strohulzenfabriek van van Goch, die zijn bedrijf had in 'n gebouw dat lag tussen de kerkstraat en de Julianastraat. Toen hij trouwde werkte Jan daar nog steeds. Op 12 januari 1933 trouwde ze... in die tijd was het armoede troef... het was in de krisistijd en er waren toen geen sociale voorzieningen. Jan was zijn vader al vroeg verloren door 'n ongeluk en men moest alle zeilen bijzetten om de eindjes aan elkaar te knopen. Dus 'n echte bruiloft zat er niet in maar ze 'n zus van de moeder van Stien zorgde die dag voor 'n grote ketel met boerenmoes en worst, wat die dag als feestmaal werd geserveerd. Jan en Stien kregen vier kinderen, Mien in 1934, Herman in 1936, Nel in 1939 en Toon in 1940. Leuke bijkomstigheid.. Nel werd geboren op 10 juni 1939 en Toon 'n jaar later ook op 10 juni. Tussen 1937 en 1939 werkte Jan aan het defensiekanaal in de Peel waar ze kazematten moesten bouwen. In z'n vrije tijd hielp hij mee met bestratingen en bij Thieu Thoer op Sluis 13 leerde hij het stratenmakersvak. Met karweien verdiende hij redelijk de kost en toen hij ergens bezig was kwam 'n ambtenaar van de gemeente langs die zag dat hij vakwerk afleverde en die konden op de gemeente nog wel 'n goeie kracht gebruiken. Jan was nog maar 'n week bezig toen hij weer wilde opstappen want het beloofde loon werd hem niet betaald maar burgemeester Ploegmakers zorgde er persoonlijk voor dat hij bleef... en dat was lange tijd want hij werkte er tot aan zijn pensioenering, bijna 30 jaar. In zijn jonge tijd is Jan van veel verenigingen lid geweest zoals de harmonie en van NWC. Ook was hij ooit lid van het orkestje de Astoria Band maar zoals Jan zelf ooit zei: "We han wel talent mer gin vurstand van muzziek make". Stien hield zich altijd bezig op de achtergrond, die deed d'r werk als huisvrouw en huismoeder en daar hield ze van. Toen Jan en Stien 25 jaar waren getrouwd hadden ze echt 'n feestweek... want 'n dag later trouwde de oudste dochter Mien dus dat werd dubbelfeest. Wij van d'n Himmel kennen Jan Bosch als de man die "dun Himmel hard hi gemakt, kruipend op zun kneijs". Jan en Stien waren 'n schon stel... ze hebben bijna 50 jaar in d'n Himmel gewoond. Kleine foto is Jan Bosch de gemeentewerker zoals wij Himmelse mensen hem kennen, hieronder 'n prachtig plaatje van de familie Bosch van vroeger met v.l.n.r. Mien, vader Jan, Nel, Toon, moeder Stien en Herman. "Egte Himmelse mensen van vruuger".
HET VERHAAL VAN:
"TOON EN BETJE VAN DER STEEN"
Ik ga deze map nog 'ns nieuw leven inblazen door de verhalen te vertellen over Himmelse mensen van vroeger. Als eerste Toon en Betje van de Steen - Boerenkamps. Toon werd geboren op 26 Juli 1908 in het Limburgse Horst en kwam met wat omwegen via Helmond en Brouwhuis in Asten terecht. Zijn vader begon 'n boerderij op het Kloostereindje op Voordeldonk. Toon z'n eerste baantje was krantenbezorger, niet zo maar, maar 'n echte vaste baan, hij was toen 15 jaar oud. De krant was toen de Zuid Willemsvaart, later Helmondse krant, Helmonds Dagblad etc etc. Hij had 'n route in Asten waar hij elke dag door weer en wind, kou en warmte trotserende 250 kranten in de brievenbussen moest steken. Het vervelende was dat hij die 250 kranten elke dag in Helmond op moest gaan halen. Daar had het jonge ventje 'n volledige dagtaak aan. Nu was Toon al wel 'n geweldige slimmerik en hij schakelde ook wat hulp krachten in die voor hem de krant meenamen naar veraf gelegen huizen en boerderijen, dat was wel wat gemakkelijker voor hem. Een van die krachten was 'n meisje dat op d'n Trico werkte; Betje Boerekamps en die woonde op de Brand. Betje was daar geboren op 31 januari 1911. Ze was 14 jaar toen ze ging "dienen", helpen in 'n huishouding, eerst op de pastorie in Valkenswaard en later in Eindhoven. Bij d'n Trico kwamen geregeld baantjes bij en Betje maakte daar gretig gebruik van toen er 'n baantje voor haar was. Ze heeft er 6 jaar gewerkt. Hoe de vonk kwam? Toon vertelde ooit dat hij niet bang was uitgevallen maar als het om vrouwvolk ging was hij best wel verlegen. Daarbij had Toon van die rossige haren, enkele van zijn kinderen hadden dat later ook, en Toon vond zich echt niet de knapste. Maar Jan van Bussel, zijn kameraad, 'n oom van mij trouwens want hij trouwde met 'n zus van m'n moeder en dreven lange tijd de Sparwinkel op Heusden, hielp Toon wel op de goeie weg en zei tegen Toon: "dé meiske van Boerkamps nimt altijd owwe krant mee, die zal ow wel mugge anders zo ze dé nie doew". Zondags na het lof trok Toon de stoute schoenen aan en fietste achter Betje aan... Op de hoek van het Kloostereindje en d'n Brand vroeg hij aan Betje of ze die middag met hem wilde gaan fietsen... Betje zei meteen ja, "en zo is ut gekomme". Na enkele jaren zijn ze getrouwd en ze kochten 'n stuk grond in d'n Himmel en leende geld voor 'n te bouwen huis, 400 gulden voor de grond en 2000 gulden voor het huis. Ze hebben er samen lang gewoond... 43 jaar. Na zo'n tien jaar bezorging van kranten ging Toon er 'n melkwijk bij nemen en dat ging hem zo goed af dat hij de kranten liet voor wat het was. Hij heeft veel en op veel plaatsen gevent in Asten en Heusden. Doordat hij altijd plezierig over kwam en altijd vol grappen zat, tegen iedereen buurten en geen onderscheid maakte, was hij 'n graag gezien man bij de huisvrouwen. Hij had "heilige huisjes" waar hij soep en koffie kreeg, soms ook "streuf". Als er ergens 'n kind was geboren informeerde hij altijd naar de kleur haar... als die niet rood was zei hij "God zij dank, nie van de mellukboer dus".. Toon kon goed praten maar als men iets in vertrouwen zei, ook goed zwijgen. Betje zorgde thuis voor het huishouden... ze hadden zes kinderen. Betje was echt 'n lieve vrouw, voor iedereen maakte ze koffie of smeerde 'n boterham als dat nodig was. Toon had als hobby NWC waar hij tien jaar in det derde speelde. Hij was geen goeie voetballer maar had wel enkele kinderen die daar goed in waren. Ook voetballen kijken deed Toon graag en ik weet nog dat het verwoede kaarters waren.. er werd veel gerikt, ook met de vrienden van hun kinderen. Nooit zullen we vergeten dat hij zo'n geweldig paardje had... dat sloeg hij op de kont en zei dan: "vooruit gij, naar de wei" en het paardje wist de weg alleen, die wei stond gewoon open. Na zijn pensioen zijn Toon en Betje veel gaan reizen... ze hebben veel gezien van de natuur overal. Toon en Betje zijn altijd zichzelf gebleven, Toon was altijd dienstbaar gebleven naar zijn klanten toe.. Ik vergeet nooit als hij met zijn "romkaar" bij ons kwam... dan stopte het paardje bij Kerstens voor de deur waar hij naar de voordeur liep waar opoe Marie hem altijd brood gaf... het paardje wist dat van buiten... en dan vervolgde het beestje zijn weg weer, het paardje wist overal de weg waar Toon zijn klanten had. Toon en Betje hebben altijd alles gedaan voor hun kinderen, Harrie, Goda, Frans, Jackie, Ellie en Tonny. Later toen ze niet meer zo goed konden verhuisden ze naar Bartholomeus. Beiden hebben 'n mooie leeftijd bereikt, Betje overleed op 83-jarige leeftijd op 12 Mei 1994 en Toon ruim acht maanden later op 86-jarige leeftijd op 23 Januari 1995. Op de foto's, boven Toon en Betje, toen ze trouwden en een van later toen ze op reis gingen. Links boven: Toon rechts op die foto met z'n vrienden, links Jan van Bussel die hem de goede weg wees. Rechtsboven: Betje in het midden, aan het inpakken bij d'n Trico. Links onder: Betje voordat ze getrouwd was en rechtsonder: Toon de melkboer zoals we hem het beste kennen met zijn paardje en de ventwagen. "Geweldigge mense die we noit zalle vurgete, Betje en Toon van de Steen".
DE ZWARTE RUITER
Ik neem jullie mee terug naar vroeger... en dit is echt 'n spannend verhaal... hahahaha ja echt want het gaat over 'n Hellemonder en dan is het toch altijd wel spanend, nie dan? Ik vond stukken van verhalen over hem.. Helmond heeft een slechte naam, zo klaagt menig Helmonder. We, het is een feit dat de stad een lange traditie van onaangepastheid kent. Tot na de oorlog werkte veel arbeiders voor 'n laag inkomen dat stropen en smokkelen nog altijd werd gedaan, dat moesten ze wel. Alcohol kon vervolgens de immense zorgen doen vergeten. Ik heb er vaak van gehoord, de beroemdste "eerlijke boef" hier in de buurt, Hans Gruijters, geboren in Boekel in 1925 en overleden in 1980, Hij had als bijnaam "de Zwarte Ruiter". Hij kwam uit een Beek en Donks gezin van maar liefst 21 kinderen en natuurlijk ontspoorde er makkelijk iemand. Mooie Hans was nummer twintig de rij. Na de oorlog trouwde hij met een meisje uit Mierlo-Hout, bij wie hij ook introk, en hij stortte zich direct op de wildste vorm van smokkelarij, met beschietingen en achtervolgingen. Maar de politie kreeg hier steeds beter vat op, waardoor Hans noodgedwongen switchte naar de zwarte handel in auto’s. Een leger van sjacheraars stond hiervoor in de regio paraat, maar pingelen ging hem niet goed af en hij specialiseerde zich met succes op inbraak. Met de politie constant op zijn hielen hing hij steeds openlijker de ongrijpbare bandiet uit. Een volksheld die buurtkinderen met zijn pistool liet spelen en in zijn stamcafé rondjes weggaf. In de wijde omtrek wist iedereen dat hij een dief was, maar hij spaarde zijn achterban en gedroeg zich netjes bij de gewone mensen en hij gaf geregeld wat weg, hij was anders dan de anderen. De Zwarte Ruiter uit Helmond kreeg zijn bijnaam omdat hij zwarte haar had en zijn voorliefde voor de kleur zwart, zoiets als Johnny Cash. Tijdens de Mierlose Kersenoptocht bereed hij eens een zwart paard, met een zwarte leren jas om, zwarte laarzen aan en een zwarte cowboyhoed op. Het publiek schreeuwde als men hem zag: "De Zwarte Ruiter". Het ging mis op het moment dat hij ter bekostiging van zijn grootse levensstijl een van de eerste gewapende overvallen uit de geschiedenis wilde plegen. Op het postkantoor in Ravenstein, met een doek half voor zijn gezicht, zat hij al geknield voor de brandkast toen de beheerder binnenkwam. Een schot, en de volgende dag stierf de beheerder aan zijn verwondingen. Zo’n tragedie had Brabant, ja heel Nederland, nog nooit meegemaakt. Amper een week later schepte Hans met zijn auto een fietser, wederom fataal. Hij reed door, maar via getuigenissen kwam de politie bij hem terecht en uit de ene aanwijzing volgde de andere. In de jaren vijftig nemen zijn misdaden in aantal en ernst steeds meer toe. In de publieke opinie blijft er echter een soort romantisch waas om de Zwarte Ruiter hangen. Uiteindelijk wordt hij in 1956, en ook in hoger beroep in 1957 veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf en ter beschikkingstelling van de regering. Al tijdens zijn rechtszaak was hij tot een nationaal figuur uitgegroeid. Hij was in de ogen van velen 'n ouderwetse boef nadat hij uit de gevangenis wist te ontsnappen op de meest ouderwetse manier: met behulp van een vijl en een touwladder. Een weken durende klopjacht volgde, waar de kranten bol van stonden. Hij werd gepakt en zat zijn straf uit. Interessant is dat Hans steeds heeft volgehouden dat hij de beheerder van het postkantoor niet zelf had neergeschoten. Hij kreeg daarin bijval van zijn tweede vrouw en zelfs van de kapelaan van zijn parochiekerk in Mierlo-Hout, waar hij zich nooit meer durfde te vertonen. Als om zijn onschuld te illustreren nam hij na zijn invrijheidsstelling een gevoelig liedje op dat op de plaat werd gezet: "Mijn moeder", en startte hij een schoonmaakbedrijf maar niet hier in de buurt. Hans bleef 'n rare vogel maar er moet van hem gezegd worden dat hij niet alles fout deed... hij stal dan wel bij de rijken maar gaf de buit geregeld aan de armen, hij wilde als een fatsoenlijke schurk herinnerd worden, zoals zijn vroegere omgeving had verlangd. Hij overleed met 'n knipoog naar zijn oude stijl, zittend op een paard en nauwelijks 55 jaar oud. Dat vergrootte in elk geval weer de sympathie voor hem, zodat mensen in Helmond en omstreken nog tijdenlang konden menen dat er zoiets als een sociale asociaal bestaat. Mijn mening is dat als er doden in het spel zijn die nergens iets aan kunnen doen dan blijf je 'n boef die niks geeft om het leven van anderen ook al geef je veel weg van je buitgemaakte spullen... Klik op het hoesje hieronder links en je wordt naar you-tube doorgeschakeld en je krijgt het liedje van moeder te horen.
DIEP IN DE GROND
Het klinkt raar maar toch is "de Hemel" niet alleen boven.... en ook niet alleen hebben wij de Hemel hier in Asten... nee het Himmelse zitten soms ook diep in de grond... maar dat ga ik hier in dit verhaal vertellen... over iemand die dan wel niet in d'n Himmel is geboren... maar wel lange tijd van z'n leven er woonde en net als ik.. erg goeie herinneringen aan heeft en er zijn jeugd doorbracht: Henk Caris (50). Toen Henk 15 jaar was ging hij naar de mijnschool in Limburg en op 'n dag werd er van hem 'n intervjoe afgenomen en dat werd geplaatst in het blad "Tussen De Rails".
Dat was 'n blad dat 'n uitgave was van de spoorwegen en waarvan meerdere exemplaren in elke trein lagen om gelezen te worden als je niks te doen had... Gelukkig nam Leo Franssen (45) er ooit eentje mee naar huis toen hij dat in de trein zag liggen en gaf het aan Henk Caris nadat zijn broer Harrie Franssen (45) er wat foto's van had genomen. Henk hag het blad nog altijd in 'n oude schoendoos zitten en zodoende kwam het in mijn bezit om hier dat verhaal te plaatsen... ik heb wat delen gescand maar de rest typ ik gewoon omdat het bijna niet mogelijk is om de geschreven tekst te scannen en die acceptabel te maken om hier te plaatsen... Ga er even voor zitten want het is best 'n heel verhaal... maar nostalgie van de bovenste plank, 'n soort reclame voor het vak mijnwerker van toen.... mooi om te lezen omdat de mijnen allang zijn gesloten....
Op 8 januari 1948 is Henk Caris geboren in het Noord Brabantse Asten. Op de normale manier doorliep hij de lagere school, haalde kattekwaad uit en plaagde hij van tijd tot tijd zijn zus en zijn vijf broers. Vader Caris is werkzaam in de textielindustrie, hij liet zijn zoons volkomen vrij om hun eigen loopbaan uit te stippelen. Waarom koos jij nu de mijn? "Twee van mijn broers werkten daar ook, het leek me wel wat". Hij spreekt vlot, maar geen woord te veel. De aanwezigheid van enkele heren van de vakopleiding voor de mijnen met wie ik al 'n tijdje heb zitten praten doet hem kennelijk niets. Reis je dan elke dag van Asten naar Hoensbroek? "Ja met de bus"... Elke morgen om zes uur staat Henk in Asten op, hij is de leerling die het verste van de mijn af woont. De bus, die alleen het jeugdvervoer voor de mijn verzorgt, pikt hem op. In elke bus is er 'n begeleider die de reizigers, zo tussen de veertien en zeventien jaar, in de gaten houdt. Maar meestal zitten Henk en z'n kornuiten in de bus te kaarten, te kletsen of te slapen. Hoe ziet 'n gewone dag op de Ondergrondse Vakschool er nu uit? Henk haalt zijn schouders even op en zegt: "Nou - gewoon". Een compleet programma van de opleiding geeft een goed beeld. Op het rooster staan de theorievakken: mijnbouwkunde, materialenleer, theorie ondergrondse machines, natuurkunde en werktuigkunde, elektrotechniek, schetsen, rekenen, Nederlandse taal, algemene vorming, hygiene, godsdienst en lichamelijke oefening. Daarnaast komen dan nog de praktijklessen in de jeugdwerkplaatsen, de leerpeiler, de tuin en het bovengrondse bedrijf.
Leerlinghouwer
In het derde en laatste jaar gaat de OVS-er regelmatig mee de mijn in. Normaal is hij voor zijn 18de jaar klaar met deze opleiding en start hij zijn eigenlijke loopbaan als leerling steenhouwer. De "afbouw' in de mijn, zoals de slag aan het kolenfront genoemd wordt, kent ook 'n grote evolutie.. De "mijnwerker met lamp" zoals Jan Toorop die eens in forse lijnen tekende, bestaat al lang niet meer. Ook in de peilers is de mechanisatie en de automatisering doorgedrongen. Daar werken teams van volwaardige vaklieden als metaalbewerkers, elektriciens, monteurs en houwers. Na de oorlog werd dan ook de noodzakelijkheid ingezien van een grondige opleiding, aangepast aan de eisen die de moderne techniek stelt. Uit het lesrooster blijkt wel hoe breed dit opleidingsschema is opgezet. De karaktervorming van deze jonge mensen loopt door alle theorie- en praktijklessen heen. Onontbeerlijke eigenschappen bij de mijnarbeidzijn: verantwoordelijkheidsbesef, hulpvaardigheid en nauwkeurigheid. De kompels moeten onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen. Tijdens zijn eerste OVS-jaar heeft Henk Caris dat al goed begrepen en geleerd. Een groot deel van de mannen die les geven, is zelf ondergronder geweest.
Troepwerk fijnste vak
Wat vindt je nu fijn aan dit vak, Henk? "Het troepwerk" weet hij direct, "bruggen in elkaar pionieren en het werk in de tuin". En verdien je er ook al wat? "Jazeker, ik krijg elke week 28 gulden in mijn handen".. Voor 'n jongen van 15 jaar in die opleiding en er nog voor geen cent productieve arbeid in het bedrijf zelf levert, is dat 'n aardig bedrag. Henk geeft zijn geld vrijdagsavonds aan zijn moeder en krijgt zijn eigen zakgeld. De verdiensten van een vakman zijn bijzonder goed bij de mijnen. Als Henk straks zijn drie OVS-jaren achter de rug heeft en als leerling-houwer bij 'n ploeg is ingedeeld gaat hij als 17-jarige direct al 540 gulden bruto per maand verdienen. Heb jij soms het vak van mijnwerker gekozen om het hoge loon? "Ook natuurlijk", geeft hij grif toe, "maar het lijkt mij wel fijn werk ook".
Avontuur
Er zit iets van avontuur in die ondergrondse arbeid. Ergens speelt het gevoel mee dat ook een zeeman kent. Een mijnwerker-van-morgen heeft dat eens treffend uitgedrukt: "Je komt op plaatsen waar nog nooit 'n mens is geweest".... Evenals de zeeman werkt ook de mijnwerker temidden van de natuur en net als de zee is de ondergrondse wereld van de mijnwerker miljoenen jaren oud. Daar moet je een bepaalde geestelijke instelling voor hebben. Een jongen die zich na acht lange schooljaren bij de OVS aanmeldt wordt dan ook eerst behoorlijk psychologisch getest en medisch gekeurd. Daaruit moet blijken dat hij zich tijdens de jaren van zijn opleiding die speciale mentaliteit eigen kan maken, die voor het werk ondergronds benodigd is. Aan het eind van het tweede leerjaar wordt dat nog eens extra bekeken tijdens 'n twee-weeks kamp. In Vaalsbroek is dat, daar worden de grenzen van het eigen kunnen eens goed afgetast.
Dropping
Geen kinderachtig programma overigens: een complete dropping met opdracht in een onbekend en dunbevolkt gebied is een van de hoogtepunten. Heb je daar al wat van gehoord Henk? "Ja, was het maar vast zo ver, het lijkt me mieters". Henk ziet er niet tegenop maar wel heeft hij gevraagd naar het waarom, zoals de hedendaagse jeugd dat doet, hij is erg rieeel. In de jaren leert hij al werken met dure machines en apparaten... Zo kent hij zijn verantwoordelijkheid als hij straks in de peiler gaat werken. Hij weet dat tweehonderd meter volledig gemechaniseerde mijngang maar liefst twee miljoen gulden kost. Dit werk vraagt kerels met inzicht en zelfvertrouwen, Kerels vooral..... Daar moet je wel degelijk een persoonlijkheid voor zijn, die toch soepel genoeg is om het samenspel met collega's volledig te kunnen spelen. Je kunt het zelfs brengen tot opzichter. Dat zijn belangrijke mannen die leiding aan het ondergrondse werk geven. Henk vertelt dat hij niet van lopende-band-werk houdt, hij is liever wat zelfstandiger. Ook daarom ziet hij wat in de mijnen. Veel contact met de mensen van onder-de-grond heeft hij nog niet. Maar wel kent hij de verhalen van "'n schicht is zo voorbij".. waarmee bedoeld wordt dat 'n werkdag ondergronds omvliegt. Een ploeg kompels laat zich niet zo-maar uit elkaar plukken dat weet hij ook. De saamhorigheid is groot. Straks als leerling houwer, zal Henk zijn oudere collega's eerst moeten bewijzen dat hij zijn werk verstaat en bereid is, het samenspel te aanvaarden. Zo wordt dus aan de Ondergrondse Vakschool hard gewerkt aan de opleiding van de mijnwerker-van-morgen. Daar kunnen zij 'n goed beroep leren, daar worden zij gevormd tot karaktervolle mensen die hun plaatsen waard zijn in de gemeenschap. Het werk van de OVS heeft geleid tot een aanzienlijk hoger niveau van, en tot een aanmerkelijke hogere waardering voor, de hedendaagse mijnwerker.
Tot zover het verhaal in "Tussen de rails" en hieronder de grote foto van Henk Caris als 15-jarige, prachtig.
Is Henk trouwens ooit mijnwerker geworden?? Neeje Neeje... "hillemôl nie"... maar het blijft mooi...
KERSTMIS, UN WOAR VURHAAL
Na de Himmelse reünie dacht ik eraan dat ik Peer Welten, van Himmels.nl, had beloofd wat foto's te geven om in te scannen voor op de website. Daarom ging ik in mijn albums en doos foto`s neuzen wat er zoal bij zat. Toen ik deze foto's voor mijn neus zag liggen dacht ik bij mijzelf: Misschien is het wel leuk om er een verhaal bij te schrijven, bij deze dus "min woar gebeurd (kerst)verhaal". Het is 1957 en bijna kerstmis als ons moeder, Anneke van den Burg, hoog zwanger nog naar de nachtmis wil gaan. Er waren destijds twee heilige missen van 24 op 25 December, de eerste al om 22.00u en de andere om middernacht dus 24.00u. Ze is nog naar de mis van 24.00u geweest en daarna ben ik op 1e kerstdag in 1957 rond 22.00u als kerstkindje ter wereld gekomen. In die tijd was dat toch wel iets heel bijzonders; het geloof en de kerk, zeker bij ons thuis, speelde de boventoon, dat was heilig. De Deken van Asten, maar ook de pastoors van elders hadden meer inbreng dan de burgemeester, zo leek het wel. Ons moeder had al een naam voor mij namelijk "Emanuel", maar de verloskundige kwam met een andere naam op de proppen. Zij vond "Stefanus" wel een mooie naam, vernoemd naar de Heilige Stefanus die op 2e Kerstdag wordt vereerd als eerste martelaar, omdat hij ten onrechte is doodgestenigd en later heilig verklaard. Uiteindelijk is mijn roepnaam Stefan geworden, mijn doopnamen zijn (hoe kan het ook anders) heilige namen geworden: Stefanus - Jozef - Maria. De heilige Maria was onbevlekt ontvangen en is moeder van het kindje Jezus. De heilige Jozef was de man van Maria en timmerman, òk toevallig dè ik dè ok ben geworre. Als het aan ons moeder had gelegen, dan was ik nooit een timmerman geworden, vroeger was het heel normaal dat er in elk huishouden iemand voor pater, missionaris of priester ging leren. Je begrijpt dat mijn ouders, maar vooral ons moeder, apetrots waren dat er bij hen maar dan ook nog in "dun Himmel" un kerstkientje waar geborre. Jaren later kwam pas het besef en werd Eerste Kerstdag voor mij een belangrijke dag; mijn verjaardag, deze werd in huize Van den Burg groots gevierd. Weer later was ik minder blij met deze datum, want nodig maar eens mensen uit op je verjaardag als die op Eerste Kerstdag valt, dat gaat bijna niet want iedereen wil graag Kerst vieren in huiselijke kring of samen met hun gezin. Als je de Eerste Heilige Communie had gedaan dan mocht je naderhand misdienaar worden, voor ons was dat vanzelfsprekend, wij moesten toch al iedere morgen naar de kerk, dan kon je beter maar wat te doen hebben. Ik moet eerlijk bekennen dat ik wel eens blij was als de Deken of Kapelaan (die iedere week naar school kwam voor godsdienstles) vroeg wie er een extra mis wilde dienen, het ging dan om een huwelijksmis of een begrafenis. Mijn vinger was er altijd bij; vooral toen ik bij juffrouw De Vent in de klas zat heb ik veel missen gediend.
Iedereen zal begrijpen dat ons moeder dit geweldig vond, haar streven naar iemand die in het geloof hogerop zou komen kwam steeds dichter bij. Samen met klasgenoten van de ambachtsschool en andere leeftijdsgenoten ben ik verdergegaan als zondagsmisdienaar. Het afschaffen van het misdienaarskamp en daarna ook nog de vervangende feestavond, heeft ons doen besluiten om ermee te stoppen. Eerlijk gezegd denk ik dat de hormonen hierbij ook nog een grote rol zullen hebben gespeeld. We gingen namelijk graag op stap en namen de nodige biertjes om moed in te drinken om daarna een meisje te durven versieren. En zondagochtend half bezopen en met een slaapkop op het altaar staan kon niet door de beugel. Uiteindelijk heb ik verkering gekregen met een meisje (Anja van den Einden) uit Ommel en ben met haar in 1981 in het huwelijksbootje gestapt. Zoals je ziet ben ik haar niet ver weg gaan zoeken. Ik heb mijn èigen lief vrouwke in de bedevaartplaats 'Onze Lieve Vrouwe praesentatie' Ommel gevonden. .Helaas sloeg het noodlot een half jaar later toe, niet wetende wat ik mankeerde (maar wel met pijnklachten in mijn buik en gewrichten) kwam ik in het ziekenhuis terecht op de afdeling Interne Geneeskunde. Wat ik daar meegemaakt en gezien heb, heeft geestelijk een ander mens van mij gemaakt. Toen ik met spoed werd opgenomen hebben ze mij direct aan het infuus gelegd, apart van andere mensen in een onderzoekskamer zonder ramen. Ze waren bang dat ik dit niet zou overleven. Omdat ik bijna gek werd in dat kleine kamertje en omdat het ietsje beter met mij ging, hebben ze mij verplaatst naar een kamer met drie bedden en uitzicht naar buiten. Toen pas realiseerde ik mij op wat voor afdeling/gang ik lag. Er stierven daar nogal wat mensen. In die 9 weken dat ik daar heb gelegen, zijn er meer dan 40 mensen onder een wit laken van de afdeling gereden. ? Dat heeft een enorme impact op je verdere leven. Ik heb langs verschillende van deze mensen gelegen, de ene dag komen ze binnen en hoor je hun levensverhaal, de andere dag zijn ze overleden terwijl ze nog langs je liggen. Na enkele weken mocht ik voor het eerst in bad, tijdens dit badderen werd het plotsklaps zwart voor mijn ogen en ben ik weggezakt. In een moment van bewustzijn heb ik nog de stop uit het bad kunnen verwijderen en de verpleging gealarmeerd. De deur, die ik nooit op slot had mogen doen, werd open gebroken en ik werd uit het bad getild, ik was totaal verzwakt en uitgeput. Niet veel later werd het weer zwart voor mijn ogen en is mijn specialist langs gekomen met de boodschap dat ik er zeer ernstig rekening moest houden dat ik mijn ziek zijn niet zou overleven en dat ik dat diezelfde dag nog aan mijn vrouw en familie moest vertellen, anders zou hij dat doen. Als een mokerslag kwam het bij mij aan: net een half jaar getrouwd en dan al deze boodschap terwijl je nog zoveel plannen had. Uiteindelijk heb ik mijn vrouw Anja, haar ouders en mijn ouders gebeld dat ze naar het ziekenhuis moesten komen. Ik heb hen zelf het slechte nieuws verteld en er is toen heel wat emotie los gekomen, het was gewoon niet te bevatten. Met behulp van Lourdeswater dat ons moeder mij kwam brengen, de kundigheid van de doktoren en veel medicijnen ben ik er wonderwel bovenop gekomen, maar wel ongeneeslijk ziek gebleven. Dat het ongeneeslijk was wist ik overigens toen nog niet. Ik had beloofd dat als ik bij leven en welzijn het ziekenhuis kon verlaten, ik naar Lourdes zou gaan om te bedanken. Bij die belofte sloten mijn vrouw en haar ouders en natuurlijk mijn eigen ouders zich aan en we zijn daar geweest om te bedanken voor mijn herstel. Ook daar zag ik heel veel ellende, maar ik zag ook mooie dingen. Ik zag mensen die vol hoop en goede moed vèrder wilden met hun ellende, handicap of andere gebreken. Alle hierboven beschreven gebeurtenissen hebben mij gemaakt tot wie ik nu ben, de ziekte die ik heb zal ik nooit kunnen overwinnen. Wel heb ik door deze ervaringen de gave gekregen om mensen die ernstig ziek of stervende zijn, geestelijk bij te kunnen staan en ze van goede adviezen te kunnen voorzien welke voor hen belangrijk kunnen zijn. Ook gepaste humor en onzin die ik vertel vinden bij hen gretig aftrek. Vele mensen die mij kennen zijn verwonderd dat ik ondanks mijn ongemak en ongeneeslijke ziekte toch nog vrolijk en humoristisch kan zijn. Ik zit boordevol fantasie en heb een mond die niet gauw stil staat, of het is eten of ik praat. Vooral dat laatste vinden sommige mensen niet altijd prettig, maar gelukkig zijn er velen die mijn 'preken' geweldig, vet, tof en gaaf vinden en mij bellen of vragen wanneer ik weer kom buurten, want ik kan van iets een heel verhaal maken. Ons moeder vroeg mij vaak om mee te gaan op familiebezoek en dat kwam omdat ten eerste toch thuis was, ten tweede had ik vervoer voor haar omdat ze slecht ter been was en tot slot vond de het leuk als ik mee kwam vanwege mijn humor en fantasieverhalen. Ook had ik begrip voor hun lief en leed en kon door mijn ervaringen daar handig op inspelen en mee omgaan. Ons moeder heeft vaak tegen mij gezegd dat ik pastoor had moeten worden, zeker omdat ik mensen die geen uitweg meer zagen en alleen maar treurig en diep in de put zaten, weer moed gaf en kon laten lachen zodat ze probeerden hun leven weer op te pakken. Van mij namen ze dat aan omdat ook ik iets ernstigs mankeerde en er elke dag toch wat van probeerde te maken. Op de laatste dag van mijn moeders leven zat ze met een dilemma, ze sprak haar zorgen uit en vroeg mij wat ik ervan vond. Ik heb haar met alles wat ik in mijn leven had doorgemaakt mijn visie en uitleg verteld, zij op haar beurt antwoordde naar mij toe: "Ik heb het altijd al gezeet, gè had pastoor moeten worre". Uit dankbaarheid heb ik dit waargebeurd verhaal geschreven en voorzien van foto's van mijzelf als kerstkientje, timmerman, misdienaar en 'pastoor' (nagemaakte met carnaval). Ook ben ik trots en dankbaar dat ik als "Kerstkientje in de Himmel ben geborre" en ben opgegroeid, daarbij heb ik mijn geloof kunnen gebruiken om tegenslagen te verwerken of te overwinnen. Fijn vind ik het dat ik vele mensen heb kunnen helpen met mijn kijk op het leven, mijn levensverhalen, humor en fantasie, maar ook mijn 'geloof' dat alles goed komt en komt het niet goed, dan komt het toch! Tot slot, ons moeder zag in mij een pastoor of pater, maar ik werd een (pastorale) medewerker en een prater. Stefan van den Burg, 25-12-2012... (bedankt Stefan)
STILLE ANBIDDERS
Ik heb er eigenlijk nooit zo over nagedacht, zouden mensen van vroeger voor ze met de ware Jacob trouwden ook al 'ns verliefd op iemand zijn geweest of ergens 'n stille aanbidder hebben gehad? Ons moeder, Anna Welten - van Bussel (57) heeft ons wel ooit verteld dat er eentje van Verberne wel verkering met ons moeder wilde hebben, 'n stille aanbidder dus... maar hoe ging dat dan vraag ik m'n eigen af... ze kwamen eigenlijk nergens volgens mij want ze moesten werken op de fabriek of ze "diende" ergens, ze moesten thuis mee helpen op de boerderij of in huis en in ons moeder d'r geval moest ze koeien melken want ze hadden thuis wat vee rondlopen. Ooit mochten ze gaan dansen b.v. met de kermis ofzo maar verder was er niet veel. Dus ik denk dat de dames de mannen van vroeger kende van naar de kerk gaan en van de kermis of er was 'n jongen bevriend met 'n broer en die zag het wel zitten of zo... ik weet het ook niet precies maar zoiets vermoed ik. Toch hebben we van ons moeder nog 'n paar nieuwjaarskaarten die ze heeft gekregen en die erg geheim waren... (als we dit eerder hadden geweten dan hadden we er smakelijk om kunnen lachen). Hier staan de kaarten die ik bedoel, eentje van 'n Wimke, verder geen naam, en de andere van Johan van den Broek. Zouden het stille aanbidders zijn geweest of alleen maar vrienden? Ik denk het eerste want de platjes aan de voorkant spreken boekdelen. Jammer dat ik het ons moeder niet meer kan vragen maar ik denk dat ze 'n rood gezicht zou hebben gekregen en gezegt zou hebben "doe mer weg die kartjes"... hahahahaha grandioos, want we kennen ons moeder maar al te goed... Toch heeft ze op de een of andere manier Driek Welten dan toch ontmoet, gelukkig maar want we kunnen ons geen betere vader wensen... Toch vind ik die kaartjes keileuk en ons moeder zal 't me wel vergeven dat ik ze deel met de Himmelse Engeltjes... daar is niks verkeerds aan... wij vinden het fantastisch dat we de kaarten nog vonden gedateerd 31-12-1925 toen ons moeder dus 17 joar jong was en... let 'ns op de tekst: Aan mejuf Johanna van Bussel, p/a Jacobus van Bussel (de naam van ons moeder d'r vader), Asten, Peel, N.br. gefrankeerd met 2 cent... ongelooflijk dat zoiets aankomt (ze woonden toen tegenover het cafe van de Vos op de Meijelseweg in Heusden). De andere is nog gekker: Aan de jonge juf A v. Bussel Milheze, Rips (ze heeft ook 'n tijdje in de Rips gewoond met haar ouders en de rest van d'n broers en zusjes) ook met 2 cent aan postzegels... Trouwens.. dat ons moeder van die stille aanbidders had was ook niet zo verwonderlijk want ze was "een mooi meid, 'n verdorriese mooi meid".
EIND VAN DE WEG
Zaterdag 15 okt 2011, hebben we Jos Manders (25) begeleid naar zijn eindstation, het was 'n prachtig verzorgd afscheid, en zo ontzettend "wârrum", zoiets grijpt je aan en ik weet zeker dat hij 't schôn vond mi de liedjes in dialect erbij. Ook 't liedje van "onzen Himmel", want hij was 'n echte Himmel-liefhebber in hart en ziel. Hij wist dan ook bijna alles van de stroat. Efkus stokte minnen ôjjum wir, toen ik 't liedje hurde mi de foto's van Jos en van d'n Himmel durbij. Tijdens dit afscheid hebben z'n kinderen, kleinkinderen en ook de familie Hoefnagels het ook aangegeven, hij was 'n perfectionist, als ie iets deed dan moest 't goed zijn. In de korte tijd dat onze website bestaat heb ik hem ook zo meegemaakt, als hij iets deed dan moest het goed en perfect moest zijn. Als ik 'n foutje maakte op de site en hij zag het dan was hij er meteen bij om me te corrigeren, dat moet ook want we wilden allebei dat deze site goed moest zijn, mooi, leuk, lollig en interessant en zeker voor de mensen die Himmel-liefhebber, net als wij, moest het herkenbaar zijn en zodoende er voor zorgen dat ze vaak 'n bezoekje aan Himmels.nl zouden brengen. Toen hij de laatste keer bij mij aan huis kwam zei hij nog: "de website word weer steeds mooier hé Peer", en ik zag dan dat ook hij glunderde en net als ik, trots was. Vandaag heb ik niks aan de website gedaan, alleen dit verhaaltje hier neer gezet met de foto's en eigenlijk wilde ik eerst 'n heel verhaal maken, maar ik zie er vanaf omdat ik hier zit met 't prentje, door de kinderen Manders opgesteld en dat zegt alles... Daar hoef ik niks meer aan toe te voegen, de tekst staat hieronder. In die korte tijd van samenwerking met Jos heb ik gezien hoe hij met de dingen om ging en daar kan ik alleen maar 'n voorbeeld aan nemen. Ik ben trots um zúnne vriend te zijn, en ik weet dettie nie hillemôl weg is en altijd over minne schouwer mee zal blieve kieke as ik an de peecee zit te prutse an "ons" websait...
Vundaag liet onzen lieven Heer un lekker zunneke schijnen toen Jos an zunne léste reis begon noa dien anderen Himmel.....Mérrege mug ut wir régene as ut wil.. Bedankt Jos, loat me mér wete as ge wir wá néeijs het....
SUPPORTER
Uit het Eindhovens Dagblad van zaterdag 30 oktober 1993 komt dit mooie verhaaltje over Jantje Kersten (55) (83 joar jong) en als iemand 'n bekend figuur is uit d'n Himmel dan is hij 't wel. Ik heb 't 'n beetje ingekort omdat ik dit deel 't lolligste en 't belangrijkste vond. Jantje was 'n supporter in hart en nieren en dan speciaal vur SPV uit Vlierden want wat voor weer 't ook was, Jantje ging van Asten, door Ommel naar Vlierden naar de Hoge Zijde, het sportpark van Vlierden om zijn mannen aan te moedigen en....... te ondersteunen. Op d'n terugweg ging hij steevast in Ommel bij cafe Eijsbouts aan om wat te kletsen over voetballen en dan zeiden ze: wa hedde gemakt Jantje??Jantje lachte dan wat want die wisten dat al heel goed en ze deden 't alleen om Jan wat op stang te jagen. Jantje geniet veel bekendheid door 't turf venten maar 't meeste toch door z'n karakterustieke aanmoedigen langs 't veld.... "DUR OP" is de uitdrukking die alleen bij hem past zoals 't zwart/wit tenue bij SPV van Vlierden past. In Asten zeiden ze dan ook altijd 't Vlierdus menneke tegen hem wat Jan als 'n eretitel beschouwde en als je daar over begon dan barste ie los over NWC uit Asten want die hadden 't goed verziekt. Zijn enige zoon Jantje jr. kon ook goe voetballen (en dat kan iedere Hemelnaar beamen) en die kwam in NWC-1 te staan en niemand kon zo dribbelen en goochelen met d'n bal als Jantje jr., zeg maar de Cruijf van d'n Himmel, maar op 'n dag stond Jan niet in 't eerste opgesteld maar een van Boot. Als Jan dat vertelde dan zag je hem nog verkleuren... die vader van Boot zat op 't gemeentehuis in Asten en ik ben maar turfventer en 't was in d'n tijd dat Driek Crooymans 't voor 'n zeggen had en Jan vond 't niet altijd eerlijk wat er gebeurde... toen heeft in 'n heel kwaaie bui tegen Driek gezegt: ik hoop dat NWC ieder jaar degradeerd... ook dan gniffelde Jantje weer... maar door 't passeren van hun Jantje jr. en al 't gedoe is hij overgestapt naar Vlierden, daar hadden ze hem graag als supporter.... Iedereen wachte op "de Jantje Kersten-kreet" want steevast zou je die 'n paar keer per wedstrijd horen, .........DUR OP...........
NIE LIEGE MUNNEER
ik kreeg over Pietje Bukkems (30) dit verhaaltje van vroeger alweer heel wat jaartjes geleden: Pietje ging naar Utrecht naar de automarkt met zijn auto om wat zaken te doen, maar ergens bij den Bosch worde hij aangehouden voor contrôle en omdat hij zijn rijbewijs was vergeten kreeg hij 'n bon en de politie vroeg om zijn naam, Pietje zei: Pietje Bukkems... , Bukkems P.....
Waar woon je vroegen ze toen: in d'n Himmel zei Pietje. Die politieman voelde zich genomen en zei... meneer Bukkems, efkus serieus nu... nou zei Pietje: Ik woon in d'n Himmel op nr 30 en mijn buren zijn Engelen...Toen had die politie het helemaal niet meer en hij zei: als u zo door blijft gaan kunt u dat op het buro allemaal uit komen leggen. Omdat Pietje dat maar bleef volhouden schreven ze toch alles wat hij zei maar op en kreeg ie z'n prentje (procesverbaal) en stopte die in z'n binnen-zak en voor dat ie de raam dicht draaide en weg wou rijden zei Pietje: Je weet nu dus wel dat ik van d'n Himmel ben en de Engelen miin echte buren zijn en als je 't niet geloofd dan vraag 't maar aan de politie in Asten... hawdoe..., hij draajde de raam dicht en reed rustig aan..... 'n dikke "smail" op z'n gezeecht...... (hierboven een foto van Piet met een van zijn eerste auto's).
SLIM PERTJE
Ook wil ik iets vertellen over deze bijzondere man en z'n bijzonder paardje die vroeger ook in d'n Himmel woonde en die heel zeker tot de bekende Astenaren behoorde: Toon van der Steen (84). Toon was melkboer en bezorgde op veel plaatsen de melk, los en ook in flessen, niet alleen in Asten maar ook in Heusden en hij had altijd z'n vaste route. Behalve melk ook pap: rijstepap, chocolade, havermoute pap maar ook de pap waar ik als kind 'n verdomden hekel had: mölk en als ik daar nog aan terug denk... gadverdorrie (kriebels krijg ik er van). Maar eigenlijk wil ik niet over melk hebben maar over Toon met z'n paardje. Ik weet dat dit echt waar is, want ik heb het zelf meegemaakt want ik zat er namelijk zelf ooit bovenop. Als hij na 't venten op 't rômfabriek aankwam, dat toen in de Julianastraat stond waar nu de aanleun-woningen staan, dan spande Toon z'n paardje uit.. hij zette mij 'r bovenop en dan zei Toon tegen mij... mooi stil blijven zitten en tegen 't paardje: "noa huis gij", en dan liep 't paardje door de julianastraat, 'n stukske door de emmastraat en bij de Centra draaide die zelf linksaf d'n Himmel in en langzaam liep 't paardje richting voordeldonk. Toon liep zelf wel mee maar 'n 50 meter er achter want onderweg naar huis telde Toon z'n ontvangen geld alvast. Achteraan in d'n Himmel stond 't huis van Toon van der Steen, waar nu Henk van Rooij woont en daar aangekomen pakte hij mij d'r af, dan kreeg 't paardje te eten, hij worde gekamd en mocht 't beestje de stal op en genieten van 'n verdiende nachtrust of als 't goed weer bleef, dan sloeg Toon 't paardje weer op de kont en dan zei hij: noa de weij gij, en 't paardje liep op z'n dooie gemak naar de andere kant van de weg waar 'n stukske verder z'n wei was. Toendertijd kon dat nog allemaal want d'r liepen nog zowat geen auto's, ongelooflijk verhaal, maar wel waar. Hierbij 'n foto van Toon met z'n paardje en achter op de melkkar zie je de grote ketel waar de verse dagmelk in zat en deze foto is gemaakt voor 't melkfabriek.
UNNE GOEIE TAMBOERMÉTER
Ik noemde hem altijd Jantje Cortenbach (59) en dat komt nu goed uit want ik ga over hem vertellen, toen Jan Cortenbach nog "Jantje" waar en dan speciaal over het volgende: Net als z'n broers Rini en Gerard ging ook Jantje bij 't Jongensgilde en ik kan me dit goed herinneren want ik was er zelf ook bij in die tijd in navolging van m'n broer Henk maar die ging later bij het voetballen. Jan was niet alleen gewoon lid maar hij gaf zich ook op voor de drumband dat was in 1956, dit ook weer net als z'n andere broers. Rini en Gerard waren tambours met de diepe trom.Later ging Gerard over naar de bazuinen. Jan werd tambour-maître en daar was ik eerlijk gezegt best wel jaloers op want dat had ik ook wel graag gewild, maar de keuze viel op Jan en Gerard van Loon die als mede tambour-maîtres mee liepen als hoofd van de drumband en dat ging zo… Vooraan liep de hoofdtambour-maître, dat was Henk van Roy en op de hoeken liepen de twee jonge hulpjes, Jan en Gerard. Maar na lange tijd stopte Henk van Roy (nu wonende in het huis van Toon van der Steen (84), en er moest 'n nieuwe komen en dat werd Jan. Jan was de nieuwe hoofdtambour-maître en ook Gerard van Loon stopte zodat alleen Jan nog voorop liep bij de drumband. Jan zei me wel: "Ik rierde as un rietje toen ik er dun irste keer alleen vur stôn". Maar Jan deed dat met verve, nooit gooide iemand de stok zo hoog de lucht in als hij om hem later weer op te vangen zonder hapering, nou ja een keer liep het mis, in Ommel, toen hij het ding omhoog gooide had hij even niet in de gaten dat er bomen stonden en de prachtige stok met glimmende bal bleef steken in de takken en even later viel hij op de grond, vol deuken en zonder vulling kwam hij thuis met het ding maar Jan zou Jan niet zijn als hij die stok niet weer opknapte, deuken eruit gehaald, doek en zand in de bol om hem weer op gewicht te brengen en hij was weer als nieuw.
Trouwens hij was wel 'ns ooit meer gevallen maar dat mag geen naam hebben. Ooit dachten wij, als hij de stok omhoog gooide: Jezus, dat ding vangt ie nooit meer op want hij gooide hem zo hoog als 'n huis, maar dan was Jan juist in z'n element.. vangen dat ding en niet nadenken en verder macheren… perfect, 'n groots tambour-maître en het was dan ook 'n kleine ramp toen Jan in 1971 besloot om te stoppen, iedereen vond het jammer, het gezicht van de drumband was verdwenen. Als beloning voor zijn jarenlange trouw aan de drumband en het jongensgilde mocht Jan de stok die eigendom van Jong Nederland was behouden en nog altijd staat het ding in de kamer bij Jan in de Orionstraat, en Jan kijkt er vaak naar en gaan ook zijn gedachten weer terug naar die mooi fijne tijd die hij beleefde als "de" tambour-maître van ons Aastens jongensgilde. Bedankt Jan, "gij waart echt unne kei mi dé ding, nun bittere hebben ze nôit gehad", sorry voor al die andere die dit ooit bij Jong Nederland deden maar die konden aan Jan uit onzen Himmel niet tippen. Op de foto's.... och daar hoef ik niks bij te vertelle, dat ziet iedereen wel. Prachtig mooi, echt wel...
EMMELIE EN SARA
Na 20 jaar heb ik weer 'ns gesproken met Gerard Bukkems (30) terwijl we eigenlijk maar 'n 500 meter van elkaar af wonen, vroeger samen zes jaar in dezelfde klas gezeten, in dienst op dezelfden tijd bij dezelfde divisie in Oirschot gezegen en hij mij dikwijls op haalde als we verlof hadden........ het kan raar lopen dat zie je wel, maar door deze site kwamen we weer bij elkaar uit en spraken we weer 'ns af om nog 'ns wat bij te kletsen. De laatste keer dat we elkaar gesproken hadden was op de reunie van de voordeldonkse school en volgens Gerard moet dat zoiets in de begin jaren negentig zijn geweest, dus toen ik daar was hebben we onzen hele jonge tijd en ook d'n tegewoordige in sneltreinvaart weer 'ns doorlopen en het was ook weer laat geworden dat snap je wel. Hij liet mij ook weer wat mooie foto's zien van vroeger en hij vertelde ook nog verhaaltjes en dingen die ik niet wist en een er van is nog van afgelopen jaar en dat wil ik hier plaatsen omdat ik dat echt heel speciaal vind. Z'n jongste zusje Emmelie Bukkems (30), bij de meeste van ons wel bekend, worde op 25 december afgelopen jaar 50, ze zag Sara en om haar 'n onvergetelijken dag te bezorgen hadden ze 'n groot feest georganiseerd maar niet alleen dat, ze hadden 'n advertentie in de krant gezet met 'n oproep, kijk hieronder maar 'ns effe...(links de advertentie vooraf) En toen kwam de verrassing van d'r leven want veel mensen gaven gevolg aan die oproep en Emmelie kreeg.... 241 verjaardagskaarten toegestuurd...., bijna ongelooflijk... (en die póstbooi há ut al zó druk mi zun kerstkaarten hahaha), rechts de na-advertentie..., dit zijn de krantenknipsels maar bij trallerhand staan de beide gewone foto's. Ik vond dit wel zo speciaal dat ik de foto's die Gerard mij terbeschikking stelde hier ook neerzet, schón toch... Iemand de dag van haar leven bezorgen, fantastie's, zó Himmels....
LÉVE-LANG-GEMINTE-MAN
Natuurlijk is het niet zo bijzonder als je afscheid neemt van je werk want dat gebeurt zo vaak maar dat je afscheid neemt van je werk waar je nu de leeftijd voor hebt om te stoppen met werken en er bent begonnen als broekie van 15/16 jaar, dat is wel bijzonder... Je leven lang, ruim 46 jaar, in dienst gestaan voor je werk.. Kijk dat was Hans van den Burg (54) uit d'n Himmel, en dan ook nog bij de gemeente Asten. Als 15-jarige zat hij op de Mulo in Asten en de strenge mister Bouwmans keek in de examenklas waar Hans ook in zat en hij volgde met z'n ogen alle leerlingen en toen zei hij: "Hans van den Burg, morgen bij me langskomen"... Vaak betekende dat onheil maar dit keer niet, hij vroeg Hans of hij interesse had om op de gemeente te gaan werken want daar waren twee nieuwe krachten nodig. Na 'n gesprek met de ouders van Hans kreeg hij daar in 1964 dus zijn aanstelling, samen met Ellie Smits. Hij kwam op de afdeling Registratuur, verruilde die later voor Financiën en in 1971 ruilde hij weer voor de afdeling Algemene Ontwikkeling waar hij Ruimtelijke Ordening en Sport onder zijn hoede kreeg. In 1971 was de eindfase van Sporthal de schop waar hij Algemeen bedrijfsleider werd, zeg maar, het visite kaartjes van de gemeente als het ging om Sportzaken. Sportzaken is altijd Hans z'n "ding" geweest en gebleven en veranderingen werden steeds beter zichtbaar ook in de sport, professionele managers werden voorzitters van verenigingen en accountants werden aangetrokken voor penningmeester... Hans weet als geen ander dat voor organisatie etc in de sport veel vrijwilligers nodig zijn: "Als vrijwilligers afhaken is het niet meer te betalen" en daar heeft hij volkomen gelijk in... In december 2010 stopt Hans zijn werkzaamheden en kan met rots terug zien op de dingen waaraan hij meewerkte: Alle grote sportparken in Asten, de tennishal, de sporthal, de gemeenschapshuizen en jeugdaccomodaties, de visvijver, de molen, het kasteel, soosgebouw d'n Dissel... Hij kreeg veel geld om te besteden, in 2009/2011 ruim drie miljoen voor de renovatie van de Schop, voor Ondo uit Heusden en NWC in Asten... Hans zei: "het is wel aangenaam om af en toe de Sinterklaas te mogen spelen... Dat hij goed op de hoogte was van de politiek in Asten komt voor 'n deel omdat hij 24 jaar lang de notulen van de gemeenteraad verzorgde.. Wij zijn trots op Hans die in Asten, Heusden en Ommel de Sport steeds hoog in het vaandel had staan en mede door hem de sport in Asten naar 'n plek te tillen waar ze nu is... Hans gaat nu nog naar het gemeentehuis als gewone burger net als jij en ikke.... Op 20 januari 2011 nam Hans officieel afscheid van zijn werk, zijn gemeente.... maar hij blijft 'n Astenaar en kan genieten van z'n vrije tijd... "Hans blie die gewone jonge uit d'n Himmel"...
BIERTJE ??
Al jaren lang is reclame niet meer weg te denken van onze tv. Niet dat ik het nou zo leuk vind maar gewoon omdat de omroepen geld nodig hebben om programma's te maken en zo kan het ook gebeuren dat er in de rust van 'n voetbalwedstrijd van oranje wel twee reclame bloks komen en je wil niet weten wat 10 seconden reclame kost als er miljoenen mensen naar de tv kijken. Toch heb ik van een reclame altijd ontzettend genoten en dat was die van "Vakmanschap is Meesterschap" van de Grolsch brouwerijen, niet zo zeer om de drank ofzo maar gewoon om het feit dat er 'n spotje op kwam met onze eigen Himmelsen boy, Harrie van der Steen (84). Ik denk dat hij nu wel de bekendste Himmelnaar zal zijn in Nederland want het spotje van Grolsch, opgenomen bij klokkengieterij Eijsbouts in Asten werd meerdere malen uitgezonden op de tv. Ik wilde het filmpje graag hebben maar na vele contacten met iemand van de reclame van Grolsch bleek dat ook zij het niet meer in hun bezit hadden, op internet staan er verschillende, ook alleen de afbeeldingen maar niet waar de klokkengieterij met Harrie opstaat. Ik heb toen contact opgenomen met de makers van die spotjes maar ook daar hetzelfde, ze hadden er wel maar weer net niet wat ik moest hebben, dus ik hoop dat ik via onze site toch nog iemand kan benaderen die dit ooit heeft opgenomen o.i.d. zodat ik het alsnog aan jullie kan laten zien (er is trouwens ook 'n kalender in omloop waar hij nog opstaat maar ook die heb ik niet en ook niet kunnen bemachtigen). Vandaar dat we het voorlopig met dit moeten doen: 'n foto van Harrie aan het werk met 'n klok om die gietklaar te maken (samen met Louis Loomans) en 'n foto van de heerlijke grolsches, de enige echte beugelflessen. "As de Grolsch-febriek me vur deez schôn reclame gin twee kretjes kuddoo du dan weet ik ut ók niemér, kiek mer noa de foto wan werrik dé ik er mi heb gehad um die zoo te make en ut is zowiezo goejekôpper as oonder de reust van ut voetballe", Ja toch ?? Er zal nu bij hun toch wel 'n belletje gaan rinkelen, of toch 'n klok ??